Accountant moet eigen vlees keuren
Het “ aanvalsplan witte vlek” van de Stichting van de Arbeid zegt het u als accountant waarschijnlijk weinig. Toch wordt in de toekomst uw oordeel gevraagd over mogelijk niet bij een BPF aangesloten ondernemingen. Veel ondernemingen blijken ten onrechte niet te zijn aangesloten en hebben soms een pensioenregeling bij een verzekeraar gesloten. Werknemers missen daardoor de kwalitatief betere pensioenopbouw bij een BPF. In het aanvalsplan van de Stichting van de Arbeid staat op pagina 23 het volgende:
“Administratiekantoren en accountants kunnen zien of een werkgever wel of niet pensioenpremies afdraagt. Zij moeten meer dan tot op heden een rol spelen bij de bewustwording van de werkgever van het belang van het aanbieden van een pensioenregeling en de risico’s ingeval er sprake is van een eventuele verplichtstelling.”
Schade van € 54.000 euro of meer per werknemer
Als een werkgever niet is aangesloten bij een verplichtgestelde BPF is dat in beginsel een eigen verantwoordelijkheid. Toch ontstaat bij te late premieafdracht ook voor de werkgever veel schade. De aan het BPF verschuldigde premie wordt met terugwerkende kracht van soms meer dan 10 jaar gevorderd. Voor een modale werknemer bedraagt de premie al snel ongeveer € 6.000 per jaar. Bij 5 werknemers en een vordering met een terugwerkende kracht van 10 jaar, vordert het BPF € 300.000. Deze achterstallige premie is (deels) geen schade. De premie had de werkgever immers toch moeten betalen, alleen valt het tegen dat het bedrag nu in één keer moet worden afgedragen.
Bovenop de premie verhaalt het BPF echter ook de schade die zij ondervindt door de actuele lage rentestand. Dit is vaak een bedrag van 40% of meer van de achterstallige premie. Maanden later komt er dus nog een rekening achteraan. In dit voorbeeld bedraagt deze rekening € 120.000. Ook de bijdrage van de werknemer in de premie kan niet met terugwerkende kracht worden ingehouden op het salaris. Deze bedraagt gemiddeld 37% van de premie. De totale schade voor de werkgever bij ‘slechts’ 5 werknemers bedraagt hierdoor € 231.000.
Groot dilemma voor accountant/salarisadministrateur
Dat u als accountant of administrateur een rol krijgt in de BPF problematiek is niet vreemd. De financiële gevolgen voor ondernemingen die met vele jaren terugwerkende kracht premie moeten betalen zijn per definitie materieel. Een beperking in verband met verjaringstermijnen geldt in de praktijk niet. Het fonds vordert schade. Dan geldt verjaring pas vanaf het moment dat het BPF bekend is met de vordering. Ze hebben dan nog 20 jaar de tijd om de vordering over de afgelopen jaren in te dienen. De kans dat u als accountant wordt aangesproken is aanwezig. Immers, de jaarrekeningen over de afgelopen boekjaren gaven geen getrouw financieel beeld door het niet afdragen van de verplichte premie. Daarnaast heeft de salarisadministrateur geen pensioenbijdrage bij de werknemer op het loon in mindering gebracht. Door de rol die de Stichting van de Arbeid u geeft, kan het zo maar zijn dat u in uw eigen vlees snijdt. Toch kunt u daar wellicht aan ontkomen.
Schade voorkomen met een werkingssfeeronderzoek
In onze praktijk stellen we meestal de pensioenadviseur aansprakelijk. Deze heeft immers een pensioenregeling geadviseerd aan een onderneming die zich bij een BPF moest aansluiten. Zijn beroepsfout heeft een causaal verband met de schade. Het is dus veel logischer de pensioenadviseur aan te spreken. Het verbaast ons daarom dat juist de pensioenadviseur vaak bij de afwikkeling van een BPF vraagstuk wordt betrokken. Hij is een direct belanghebbende en zal de schade in ieder geval niet op zichzelf verhalen.
Om als accountant aansprakelijkheid te voorkomen kunt u uw cliënt adviseren preventief een onafhankelijk werkingssfeeronderzoek te laten uitvoeren. Wanneer u een gecertificeerde BPF deskundige bent, kunt u zelfstandig het werkingssfeeronderzoek voor uw cliënt uitvoeren. In beide gevallen is het raadzaam om een aanschrijving vanuit een BPF niet af te wachten. Dit biedt u gunstigere onderhandelingsmogelijkheden wanneer uw cliënt toch aangesloten dient te zijn bij een BPF.