ECLI:NL:2014:GHARL:2869

BPF-CAO Auditbureau behoudt zich het recht voor om niet-relevante zaken uit de uitspraak weg te laten. In alle gevallen vindt u de volledige uitspraak op Rechtspraak.nl.

Inhoudsindicatie

Pensioenzaak: verplichting werkgever tot verstrekken van gegevens aan verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Ambtshalve nota’s als sanctie indien werkgever zich daaraan onttrekt. Schatting mag op alle onderdelen uitgaan van voor de werkgever ongunstige premisses.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel

rechtzaaknummer gerechtshof 200.124.675/01

(zaaknummer rechtbank Assen 348865 CV EXPL 12-2556)


arrest van de eerste kamer van 8 april 2014

in de zaak van

Johan Lucas Denneman, h.o.d.n.[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellant],

advocaat: voorheen mr. J. Sinnema, kantoorhoudend te Emmen, (25 februari 2014 onttrokken)

tegen


1. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de weg,

gevestigd te Amsterdam,

hierna: Bpf Beroepsvervoer,

2. Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen,

gevestigd te Amsterdam,

hierna: SOOB,

geïntimeerden,

in eerste aanleg: eiseressen,

hierna gezamenlijk te noemen: Bpf Beroepsvervoer c.s.,

advocaat: mr. J.A. Trimbach, kantoorhoudend te De Meern.


1 Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 12 december 2012 van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen (hierna: de kantonrechter).


2 Het geding in hoger beroep

2.1 Het verloop van de procedure is als volgt:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 maart 2013,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord, met producties,

- een akte van [appellant] met twee producties

- een antwoordakte van Bpf Beroepsvervoer c.s. met vier producties.


2.2 Vervolgens hebben Bpf Beroepsvervoer c.s. de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.


3 De feiten

3.1 Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten is niet gegriefd, en ook overigens is niet gebleken van bezwaren daartegen. Aangevuld met enkele feiten die in hoger beroep vaststaan, komen die feiten op het volgende neer.


3.2 [appellant] drijft, onder de naam[appellant], sinds 2004 een eenmanszaak waarmee hij zich volgens de bedrijfsomschrijving in het handelsregister bezighoudt met 'Koeriers en Pakketservice (waardetransport)'.


3.3 Bpf Beroepsvervoer voert de pensioenregeling uit waaraan verplicht moet worden deelgenomen door werknemers, werkzaam bij werkgevers zoals omschreven in de verplichtstellingsbeschikking van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2010.


3.4 SOOB is een CAO-fonds waaraan, als gevolg van het algemeen verbindend verklaren van de CAO, ook niet bij de brancheorganisatie aangesloten werkgevers en hun werknemers dienen bij te dragen. Deze CAO is algemeen verbindend verklaard van 5 november 2009 tot en met 31 december 2012.


3.5 Tussen partijen staat vast dat [appellant] een werkgever is, zoals bedoeld in de verplichtstellingsbeschikking en de algemeen verbindend verklaarde CAO.


Op [appellant] rust ingevolge toepasselijke uitvoeringsvoorschriften de verplichting om maandelijks aan de administrateur (die voor zowel Bpf Beroepsvervoer als voor SOOB optreedt) loon- en premiegegevens te verstrekken van het personeel, op basis waarvan de te betalen premies en bijdragen worden vastgesteld.

Bij gebreke daarvan mag de administrateur ambtshalve premies en bijdragen opleggen.


3.6 Tot 1 januari 2010 was PVF Nederland N.V. administrateur. Sindsdien is dat TKP Pensioen B.V. (hierna: TKP).


3.7 Ondanks brieven ter herinnering heeft [appellant] niet de gegevens verstrekt waarnaar TKP heeft gevraagd, waarna hij diverse facturen voor ambtshalve opgelegde bedragen heeft ontvangen, gedateerd van 1 juni 2010 tot en met 28 maart 2012. Deze facturen heeft [appellant] onbetaald gelaten.


4 De vordering en beoordeling in eerste aanleg

4.1 Bpf Beroepsvervoer c.s. hebben betaling gevorderd van € 14.400,- aan achterstallige pensioenpremie over de periode van 23 mei 2011 tot en met 26 februari 2012 en € 1.663,65 SOOB-premie over de loonperiode 2009 tot en met 31 maart 2012, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.


4.2 De kantonrechter heeft de vorderingen met uitzondering van de incassokosten toegewezen, na verwerping van het verweer:

- dat al betaald zou zijn, terwijl daarvan geen bewijs is overgelegd;

- dat [appellant] geen gegevens hoeft te verschaffen omdat hij geen personeel in dienst heeft en

- dat [appellant] de gegevens niet kon verstrekken als gevolg van een ontbrekende inlogcode.


5 De beoordeling van de grieven

5.1 Met grief 1 betoogt [appellant] dat hij geen premie hoeft te voldoen omdat hij geen werknemers heeft, zodat de kantonrechter hem ten onrechte tot betaling heeft veroordeeld. Grief 2 keert zich tegen de afwijzing van het verweer dat [appellant] niet kon inloggen omdat hij, ook na verzoek, geen gebruikersnaam heeft gekregen. Ten onrechte heeft de kantonrechter geen rekening gehouden met zijn betaling van € 9.067,77, aldus grief 3.


5.2 Het hof verwerpt grief 2 omdat [appellant], ook als hij eerst bij ontvangst van de conclusie van repliek heeft kennisgenomen van de daarbij gevoegde correspondentie waarmee hem eerder een gebruikersnaam is gestuurd, een herinnering om in te loggen, op verzoek een nieuw wachtwoord is verstrekt en nogmaals een herinnering is gestuurd, daarna evenmin is overgegaan tot het verrichten van de van hem verlangde handelingen.


5.3 Het hof verwerpt ook grief 1. Op [appellant] rust de verplichting om gegevens aan te reiken op basis waarvan Bpf Beroepsvervoer c.s. kunnen beoordelen of en zo ja welke bijdragen [appellant] dient af te dragen, ook wanneer die gegevens inhouden dat er sinds een bepaalde datum geen werknemers meer in dienst zijn. Overigens hebben Bpf Beroepsvervoer c.s. gewezen op een brief van [appellant] d.d. 2 december 2011 en een e-mailbericht van 24 januari 2012 waarin hij schrijft dat hij tot 22 september 2011 personeel had.


[appellant] heeft vervolgens bij akte betwist dat sprake was van loonbetaling; zijn zoon verrichtte werkzaamheden in ruil voor kost en inwoning. [appellant] miskent hiermee dat in deze procedure slechts de vraag voorligt of [appellant] heeft voldaan aan zijn verplichting om aan Bpf Beroepsvervoer c.s. die informatie te verschaffen die nodig is voor het vaststellen van de te betalen premie en bijdragen. Nu [appellant] nog immer geen volledige opgaaf heeft gedaan valt het antwoord op de vraag of de zoon van [appellant] mogelijk tot diens werknemers behoort, buiten het bestek van deze procedure.

Het hof passeert ook het eveneens bij akte opgeworpen beroep op een wanverhouding tussen de ambtshalve nota's en het, volgens [appellant], vermoedelijk verschuldigde bedrag. Zoals dit hof, indertijd als nevenzittingsplaats van hof Arnhem, eerder heeft overwogen (ECLI:NL:GHLEE:2012:BY0603) behoeft de schatting van het ambtshalve op te leggen bedrag niet nauwkeurig te zijn en mag deze op alle onderdelen uitgaan van voor de nalatige premieplichtige ongunstige premisses, mede gelet op het ultieme aansporingskarakter ervan en het punitatieve karakter indien de premieplichtige nalatig blijft de juiste informatie te verstrekken. Dat in het onderhavige geval sprake is van een aperte wanverhouding is niet gebleken.


5.4 Door Bpf Beroepsvervoer c.s. is betwist dat het in grief 3 genoemde bedrag een betaling vormde voor de facturen in deze procedure. Genoemd bedrag is in drie gedeelten betaald op nota's voor pensioenpremie over 2010 tot en met 22 mei 2011, welke nota's mede ten grondslag lagen aan de aanvraag van Bpf Beroepsvervoer c.s. op 2 november 2011 van het faillissement van [appellant].


[appellant] heeft vervolgens niet aangetoond dat deze betalingen wel zijn gedaan ter voldoening van de facturen in dit geschil.


5.5 De grieven falen, zodat het vonnis, waarvan beroep, zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] in de kosten van hoger beroep, aan de zijde van Bpf Beroepsvervoer c.s. te stellen op € 1.862,- griffierecht en 1,5 punt, tarief II, voor salaris advocaat en nasalaris volgens liquidatietarief.


6 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Emmen van 12 december 2012;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bpf Beroepsvervoer c.s. vastgesteld op:

- € 1.341,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,

- € 1.862,- voor verschotten,

- € 131,00 voor nasalaris van de advocaat,

- € 68,00 voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na

aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden,

te vermeerderen met de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf 14 dagen na betekening van deze uitspraak tot de dag der algehele voldoening,

een en ander uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.


Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 april 2014.

Heeft u een vraag?

Laat uw gegevens achter en wij bellen u terug!

Alles wat u moet weten over Bpf en cao

Meer informatie?