Wanneer moet een onderneming verplicht deelnemen aan de pensioenregeling van een bedrijfstakpensioenfonds? In hoeverre heeft het in de loop van de tijd aanpassen van het besluit invloed? Deze vragen stonden centraal in een interessante werkingssfeer rechtszaak tussen een onderneming en een bedrijfstakpensioenfonds.
De zaak van het bedrijfstakpensioenfonds tegen de onderneming
De onderneming verricht werkzaamheden en levert diensten aan openbare bibliotheken. Dit zijn bibliobusdiensten waarin (luister)boeken beschikbaar worden gesteld. Het bedrijf is op grond van het Verplichtstellingsbesluit 2000 door het pensioenfonds aangeschreven om verplicht deel te nemen aan de pensioenregeling. In het verplichtstellingsbesluit wordt het begrip 'openbare bibliotheek’ nader omschreven. Hieruit blijkt dat de Minister er bij de vaststelling van deze besluiten van is uitgegaan dat die bedrijven en instellingen, die vallen onder de omschrijving van het begrip "openbare Bibliotheek’, in de diverse verplichtstellingsbesluiten behoren tot de bedrijfstak ‘Openbare Bibliotheken’.
Het strandpunt van het bedrijf
Het bedrijf is het echter niet eens met de stelling van het pensioenfonds. Het is zelfs van mening dat zij niet onder de verplichtstelling van het destijds geldende besluit uit 2000 vallen. De onderneming is het niet eens met de stelling van het pensioenfonds dat zij onder de verplichtstelling van het destijds geldende besluit uit 2000 valt. Het geschil wordt beslecht voor de Kantonrechter en vervolgens in hoger beroep bij het Hof.
Het Verplichtstellingsbesluit 2000
In het Verplichtstellingsbesluit 2000 wordt onder een ‘openbare bibliotheek’ verstaan:
“een voor ieder bestemde en toegankelijke bibliotheek waaronder mede te verstaan een Provinciale Bibliotheek Centrale waar collecties van boeken, dagbladen, periodieken en audiovisuele materialen, welke actueel zijn en representatief voor het culturele veld beschikbaar worden gesteld, en die voldoet aan de bij of krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid gestelde eisen teneinde voor vergoeding van kosten in aanmerking te komen”.
In deze definitie zijn twee, cumulatief toepasselijke, criteria opgenomen. Namelijk dat er sprake moet zijn van het beschikbaar stellen van media zoals: boeken, dabbladen en audiovisuele materialen. Ten tweede moet er voldaan worden aan volgens de wet gestelde eisen op het specifieke cultuurbeleid.
De onderbouwing van het bedrijfstakpensioenfonds
Het pensioenfonds heeft echter niet onderbouwd welke eisen de Wet op het specifiek cultuurbeleid destijds stelde en dat de onderneming aan die eisen voldeed. Volstaan is met een verwijzing naar de definitie van een ‘openbare bibliotheek’:
“een voor ieder bestemde en toegankelijke bibliotheek die in overwegende mate door [...] een gemeente [...] wordt bekostigd dan wel in stand wordt gehouden”.
Hoe oordeelt de rechter?
De onderneming verleent diensten aan de bibliotheek. Het bedrijf wordt niet door de gemeente wordt bekostigd of in stand gehouden. Dat de onderneming voor haar diensten op basis van een afgesloten overeenkomst werd betaald, betekent niet dat deze werd ‘bekostigd’ of ‘in stand gehouden’ door de gemeente. De bibliotheek was slechts contractuele wederpartij van de onderneming en inkoper van de bibliobus dienst. Op grond van het Verplichtstellingsbesluit 2000 oordeelt de rechter dat het verrichten van die diensten niet zonder meer gelijkgesteld kan worden aan het zijn van een ‘openbare bibliotheek’.
De onderneming valt dus niet onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van 2000. Dit wel echter expliciet niet zeggen dat met een verandering van het verplichtstellingsbesluit na het jaar 2000 dit ook het geval is. Bent u benieuwd of en wellicht per wanneer uw bedrijf onder een verplichtstellingsbesluit van een bedrijfstakpensioen valt? Wij helpen u graag.